Vermogen box 3
Heeft u vermogen in box 3? En is uw werkelijke inkomen lager dan uw fictieve inkomen? Het kan dan de moeite waard zijn om bezwaar te maken tegen uw definitieve aanslag.
In beweging
Zoals u misschien al heeft meegekregen is box 3 veel in beweging de laatste tijd.
Het begon allemaal met het zogenaamde ‘Kerstarrest’. Op 24 december 2021 oordeelde de Hoge Raad dat het box 3-stelsel vanaf 2017 het verdragsrechtelijke discriminatieverbod en eigendomsrecht schendt, als het forfaitaire rendement hoger is dat het werkelijke rendement.
Daarna kwam er een Herstelwet. Voor het verleden wordt rechtsherstel geboden aan deelnemers van de massaalbezwaarprocedure, evenals belastingplichtigen met aanslagen die op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststonden. Dit hield in dat er een nieuwe berekening van het box 3-inkomen werd gemaakt, waarbij onderscheid gemaakt werd tussen bankrekeningen, overig vermogen en schulden. Als deze berekening op een lager box 3 inkomen uitkwam dan de oorspronkelijke berekening, werd rechtsherstel geboden.
Op 6 juni 2024 startte een nieuw hoofdstuk in het box 3 verhaal. De Hoge Raad oordeelde dat de Herstelwet nog steeds in strijd is met het discriminatieverbod en het eigendomsrecht, aangezien er nog steeds van forfaits uitgegaan wordt. Conclusie: als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement uit de Herstelwet, moet compensatie geboden worden.
Waaruit bestaat het werkelijke rendement?
De Hoge Raad heeft een aantal rekenregels meegegeven voor de bepaling van het werkelijk rendement. Er is bijvoorbeeld geen sprake van kostenaftrek. Gerealiseerde én ongerealiseerde vermogensstijgingen en -dalingen (van bijv. aandelen of een woning) worden ook meegenomen in de berekening. Halverwege 2025 wordt naar verwachting een formulier uitgebracht door de Belastingdienst, waarmee u uw werkelijk rendement door kunt geven. Intussen is het advies om tegen definitieve aanslagen bezwaar aan te tekenen indien u van mening bent dat u recht heeft op compensatie.
Neem bijvoorbeeld de volgende situatie; u heeft in box 3 een verhuurde woning met een WOZ-waarde van € 400.000. De WOZ-waarde is dit jaar gestegen naar € 420.000. De woning wordt verhuurd voor € 1.800 per maand dus de totale huurinkomsten in een jaar zijn € 21.600. Er zijn kosten voor de VvE van € 3.000 en daarnaast is sprake van € 5.000 aan onderhoudskosten. Het werkelijke rendement bestaat in dit geval uit de stijging van de WOZ-waarde en de huurinkomsten. De VvE- en onderhoudskosten zijn niet aftrekbaar. Het werkelijk rendement bedraagt derhalve € 41.600. Dit is substantieel hoger dan het fictieve rendement volgens de Herstelwet en daarom komt u niet in aanmerking voor compensatie.
Neem contact met ons op voor meer informatie!