Wijzigingen vennootschapsbelasting
De tarieven en schijven in de vennootschapsbelasting blijven dit jaar ongewijzigd ten opzichte van 2025.
| Vennootschapsbelasting | 2026 |
| Eerste schijf tot € 200.000 | 19% |
| Tweede schijf vanaf € 200.000 | 25,8% |
De tarieven en schijven in de vennootschapsbelasting blijven dit jaar ongewijzigd ten opzichte van 2025.
| Vennootschapsbelasting | 2026 |
| Eerste schijf tot € 200.000 | 19% |
| Tweede schijf vanaf € 200.000 | 25,8% |
De inkomensafhankelijke combinatiekorting kan worden toegepast bij mensen met kinderen onder de 12 jaar. De voorwaarde is dat beide partners werken. De inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt vanaf 2027 in 9 stappen voor alle ouders afgebouwd en niet zoals eerder aangekondigd ineens per 2025.
Belastingplichtigen wiens werkelijk rendement lager is dan het fictieve rendement, kunnen er nu voor kiezen om hun werkelijk rendement door te geven aan de Belastingdienst met een ‘opgaaf werkelijk rendement’. Het werkelijk rendement dient gespecificeerd aangetoond te worden per vermogensbestanddeel. Het opstellen van deze opgaaf vereist een uitgebreide analyse van uw vermogen, waarbij wij per vermogenscategorie zowel de genoten inkomsten als de (on)gerealiseerde vermogenswinsten moeten berekenen. Voor bepaalde vermogenscategorieën wordt nog steeds met fictieve uitgangspunten gewerkt, denk aan de WOZ-waarde en leegwaarderatio voor verhuurde woningen. De precieze toepassing van de regels is op enkele punten nog niet volledig uitgekristalliseerd.
Deze berekeningen zijn arbeidsintensief en vergen een zorgvuldige onderbouwing met documentatie en bewijsstukken. Er zullen daarom bankafschriften, jaaroverzichten, effectennota’s, WOZ-beschikkingen en andere relevante documenten verzameld en in de opgaaf verwerkt moeten worden.
De opgaaf werkelijk rendement kan ingediend worden voor alle jaren waarvan de aanslag niet onherroepelijk vaststond ten tijde van het Kerstarrest van 24 december 2021. Daarnaast geldt dit voor jaren waar bezwaar is gemaakt tegen de definitieve aanslag en waarvoor binnen de 5-jaarstermijn een verzoek tot ambtshalve vermindering voor is ingediend. Aangezien het ieder kalenderjaar opnieuw mogelijk is om de keuze te maken tussen fictief en werkelijk rendement, zijn er vaak mogelijkheden om de belastingdruk te optimaliseren.
Indien er bij een tweede woning of vakantiewoning sprake is van een forse stijging van de WOZ-waarde, zal er in de meeste gevallen geen vermindering mogelijk zijn. Dit onderstreept ook het belang van de WOZ-waarde; mocht deze aan de hoge kant zijn vastgesteld dan is dit nog een extra reden om bezwaar te maken tegen de jaarlijkse gemeentelijke aanslag waarin de WOZ-waarde wordt vastgesteld. Hetzelfde geldt voor een beleggingsportefeuille; in het geval van een forse vermogensaanwas zal het fictieve rendement waarschijnlijk voordeliger zijn en vice versa. Uiteraard hangt het uiteindelijke resultaat ook af van de andere vermogensbestanddelen.
Er is jarenlang geprocedeerd over de fictieve manier van belasting heffen over het box 3-vermogen. Er werd immers uitgegaan van een fictief rendement dat vele malen hoger was dan op de spaarrekening ontvangen werd. Uiteindelijk bepaalde de Hoge Raad in december 2021 in het zogenaamde Kerstarrest echter dat de forfaitaire berekening van box 3 voor de jaren 2017 en 2018 onevenredig zwaar drukt en daarmee in strijd is met het mensenrechtenverdrag. Volgens de Hoge Raad moet rechtsherstel geboden worden aan belastingplichtigen die bezwaar gemaakt hebben.
Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat de nieuwe fictieve heffing volgens de Herstelwet nog steeds in strijd is met het mensenrechtenverdrag. De Belastingdienst heeft derhalve een nieuwe regeling opgezet die het werkelijk rendement beter benadert. Omdat het vaststellen van het werkelijke rendement in de praktijk vaak ingewikkeld is, is de nieuwe regeling complex en er zitten nog steeds fictieve elementen in. Als de uitkomst van deze regeling gunstiger is dan die van het forfaitaire systeem, kunnen belastingplichtigen voor deze methode kiezen. Zie voor een uitgebreide omschrijving van dit systeem het kopje Opgaaf werkelijk rendement.
Deze regeling loopt vooruit op een geheel nieuwe box 3-heffing op basis van werkelijk behaald rendement. De invoering hiervan wordt op dit moment verwacht in 2028.
Zoals in 2024 geldt ook in 2025 het systeem van de nieuwe forfaitaire spaarvariant. In dit systeem hebben de categorieën spaargeld, overig vermogen en schulden ieder een eigen percentage aan fictief rendement. Het heffingsvrij vermogen wordt geïndexeerd van € 57.000 in 2024 naar € 57.684 in 2025 – voor fiscaal partners geldt het dubbele. Op basis van de vermogensmix wordt een gemiddeld rendement berekend over het totaal vermogen. Het tarief over het fictief rendement in box 3 bedroeg in 2024 36% en dit tarief wordt niet aangepast in 2025.
| Vermogensrendementsheffing 2025 | |
| Vermogenscategorie | Forfait |
| Banktegoeden | 1,44%* |
| Overige bezittingen | 5,88% |
| Schulden | 2,62* |
De vermogensrendementsheffing in 2026 wordt als volgt:
| Vermogensrendementsheffing 2026 | |
| Vermogenscategorie | Forfait |
| Banktegoeden | 1,5%* |
| Overige bezittingen | 6% |
| Schulden | 2,5%* |
*definitieve percentage wordt bekend gemaakt na afloop van 2025 resp. 2026
Er is jarenlang geprocedeerd over de fictieve manier van belasting heffen over het box 3-vermogen. Er werd immers uitgegaan van een fictief rendement dat vele malen hoger was dan op de spaarrekening ontvangen werd. Uiteindelijk bepaalde de Hoge Raad in december 2021 in het zogenaamde Kerstarrest echter dat de forfaitaire berekening van box 3 voor de jaren 2017 en 2018 onevenredig zwaar drukt en daarmee in strijd is met het mensenrechtenverdrag. Volgens de Hoge Raad moet rechtsherstel geboden worden aan belastingplichtigen die bezwaar gemaakt hebben.
Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat de nieuwe fictieve heffing volgens de Herstelwet nog steeds in strijd is met het mensenrechtenverdrag. De Belastingdienst heeft derhalve een nieuwe regeling opgezet die het werkelijk rendement beter benadert. Omdat het vaststellen van het werkelijke rendement in de praktijk vaak ingewikkeld is, is de nieuwe regeling complex en er zitten nog steeds fictieve elementen in. Als de uitkomst van deze regeling gunstiger is dan die van het forfaitaire systeem, kunnen belastingplichtigen voor deze methode kiezen. Zie voor een uitgebreide omschrijving van dit systeem het kopje Opgaaf werkelijk rendement.
Deze regeling loopt vooruit op een geheel nieuwe box 3-heffing op basis van werkelijk behaald rendement. De invoering hiervan wordt op dit moment verwacht in 2028.
In 2026 zijn er geen grote wijzigingen in de inkomstenbelasting in box 1. Hieronder volgt een schematische weergave van de inkomstenbelasting in box 1 in 2025 en 2025:
| Inkomstenbelasting – AOW niet bereikt | 2025 | Inkomstenbelasting – AOW niet bereikt | 2026 |
| Eerste schijf tot € 38.441 | 35,82% | Eerste schijf tot € 38.883 | 35,75% |
| Tweede schijf vanaf € 38.441 tot € 76.817 | 37,48% | Tweede schijf vanaf € 38.883 tot € 78.426 | 37,56% |
| Derde schijf vanaf € 76.817 | 49,50% | Derde schijf vanaf € 78.426 | 49,50% |
Voor belastingplichtigen die de AOW-leeftijd hebben bereikt gelden in 2025 en 2026 de volgende tarieven:
| Inkomstenbelasting – AOW bereikt* | 2025 | Inkomstenbelasting – AOW bereikt* | 2026 |
| Eerste schijf tot € 38.441 | 19,07% | Eerste schijf tot € 38.883 | 17,80% |
| Tweede schijf vanaf € 38.441 tot € 76.817 | 36,97% | Tweede schijf vanaf € 38.883 tot € 78.426 | 37,56% |
| Derde schijf vanaf € 76.817 | 49,50% | Derde schijf vanaf € 78.426 | 49,50% |
*er gelden andere schijven voor belastingplichtigen geboren vóór 1 januari 1946.
Het demissionaire kabinet heeft het Belastingplan 2026 gepresenteerd. Inmiddels heeft de nieuwe Tweede Kamer met het plan ingestemd na enige amendementen. Grote structurele wijzigingen blijven uit, maar diverse kleinere maatregelen kunnen in specifieke situaties wel degelijk merkbare gevolgen hebben.
Zo wordt de overdrachtsbelasting van tweede woningen (box 3-woningen) verlaagt van 10,4% naar 8%. Dit biedt enig voordeel voor particuliere beleggers. Daartegenover staat een plan dat vanaf 2027 voor zakelijke niet-elektrische auto’s een substantiële extra heffing wordt ingevoerd, voor aan werknemers ter beschikking gestelde auto’s. Deze maatregel zal een serieuze kostenpost vormen voor werkgevers, met name omdat dit nog eens bovenop de bestaande bijtelling komt.
De box 3-heffing blijft de gemoederen bezighouden. Na meerdere rechterlijke uitspraken in de afgelopen jaren moest de Belastingdienst een alternatief ontwikkelen voor het fictieve rendement. Met de introductie van het formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’ lijkt een stap gezet richting een meer op realiteit gebaseerde heffing. Toch is dit systeem nog niet volledig gebaseerd op het echte rendement: kosten zijn niet aftrekbaar en sommige waarderingen blijven fictief, zoals het verplichte gebruik van de WOZ-waarde.
Aangezien waardestijgingen worden meegenomen betekent het dat de regeling vooral gunstig kan uitpakken bij dalende waardes, zoals een lagere WOZ-waarde of tegenvallende beursresultaten. Bij stijgingen werkt het systeem vaak juist nadeliger. Een bezwaar tegen de WOZ-beschikking kan in bepaalde situaties dan ook lonend zijn, al is de timing hierbij van belang. De onderliggende berekening is complex en vraagt om een gedegen beoordeling van verschillende vermogenscategorieën waarbij met veel factoren rekening gehouden moet worden. Uiteraard assisteren wij u hier graag bij.
Verwacht u nog een teruggave over 2020? Let er dan op dat een verzoek om ambtshalve herziening uiterlijk 31 december 2025 moet zijn ingediend, vanwege het aflopen van de vijfjaarstermijn.
Naast de massaalbezwaarprocedure voor de box 3-heffing is er ook een dergelijke procedure voor de huidige regeling van de belastingrente. Indien op een aanslag een groot bedrag aan rente gerekend wordt, dan is het mogelijk hierbij aan te sluiten middels een tijdig bezwaarschrift.
Meer informatie over deze onderwerpen vindt u in de overige artikelen van de nieuwsbrief.
Misschien heeft u ook een brief ontvangen met als onderwerp ‘Verzoek om informatie’, van de heer B. ofwel van de afdeling Breda van de Belastingdienst ‘Handhaving’ of ‘Verhuld Vermogen’. Het heeft betrekking op een buitenlandse bankrekening. Wij krijgen de laatste tijd veel cliënten die opbellen met de mededeling dat ze een dergelijke brief hebben ontvangen. Wij kunnen u helpen de boete van niet aangeven buitenlandse rekening te verminderen.

Als u een brief heeft ontvangen (betreft: verzoek om informatie) , dan is het verstandig om deze serieus te nemen. Het is geen probleem dat zich vanzelf oplost en u zult actie moeten ondernemen. Omdat het lastig is de gevolgen in te schatten van uw antwoorden en de door u verstrekte informatie is het verstandig om dit uit te besteden aan een ervaren (inkeer)adviseur.
Laatst hadden we met de volgende situatie te maken. Een klant had een dergelijke brief van de Belastingdienst ontvangen met betrekking tot een bankrekening in China, die op naam van zijn vader stond. Vanwege de slechte geestelijke gezondheid van zijn vader werd hij belast met het beheer van zijn financiële zaken, hij was echter niet op de hoogte van deze bankrekening. Helaas was zijn moeder niet meer in leven. Hij maakt zich zorgen over de mogelijke boete voor het niet aangeven van deze buitenlandse rekening en wilde graag weten hoe hij alles nu op orde kon brengen om deze boete te voorkomen.
Aangezien de Belastingdienst reeds een brief had gestuurd betreffende de Chinese rekening, waren de mogelijkheden om de boete te verminderen beperkt. De fiscus was namelijk al op de hoogte van het verzwegen vermogen, en daardoor kon een boete voor het niet aangeven van deze buitenlandse rekening worden opgelegd. Niettemin is het verstandig om alsnog volledige opening van zaken te geven van het verzwegen buitenlandse vermogen. Soms kan beroep op verzachtende omstandigheden aanzienlijke lagere heffing én boete opleveren
De Belastingdienst komt op verschillende manieren achter verhuld vermogen. De kans dat de Belastingdienst buitenlands vermogen op het spoor komt wordt steeds groter. Dat komt door de internationale uitwisseling van gegevens tussen landen. Klik hier om te zien hoe de Belastingdienst dat aanpakt. Een andere manier waarop de Belastingdienst verhuld inkomen en vermogen op het spoor kan komen, is door bestedingen met buitenlandse betaalkaarten te analyseren.
De hoogte van de boete is afhankelijk van verschillende factoren, zoals de hoogte van het vermogen en de mate van opzet of grove schuld en eventuele verzachtende omstandigheden.
Het is van groot belang om alle gegevens met betrekking tot de bankrekening, de herkomst van het geld, eventuele opnames, enzovoorts, helder en correct te presenteren, zodat de Belastingdienst een zo volledig mogelijk beeld krijgt en de boete niet onnodig wordt verhoogd. De boete kan namelijk tot 300% oplopen. Daarnaast kunt u eventuele verzachtende omstandigheden aandragen. Hiermee kan geprobeerd worden om de boete voor het niet aangeven van de buitenlandse rekening en de mogelijke navordering zoveel mogelijk te beperken, waardoor u de financiële gevolgen beter kunt beheersen.
Wij helpen u graag met het geven van openheid van zaken en overleggen graag met de Belastingdienst over het verminderen van de boete. Neem contact met ons op om uw situatie voor te leggen. Hier vind u verdere interessante informatie wat betreft buitenlands vermogen. Wij bekijken graag hoe wij de schade zoveel mogelijk kunnen beperken. Tevens kunnen wij helpen met het opvragen van de benodigde gegevens bij de buitenlandse bank middels een modelbrief.